Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 10.7 Voorwaardelijke toekenning studiefinanciering en latere vaststelling onvoorwaardelijke vorm (voorheen artikel 31a)
1
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op studenten die een opleiding volgen aan een onderwijsinstelling als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 en 2.10.
2
Ten aanzien van een student wordt de tempobeurs toegekend onder de voorwaarde dat de student over een studiejaar het in artikel 10.6, tweede lid, of het krachtens artikel 10.6, derde lid, vastgestelde resultaat behaalt.
3
Over het studiejaar waarin de student blijkens de mededeling aan de IB-Groep, bedoeld in artikel 10.6, vierde lid, tweede volzin, of de mededeling, bedoeld in artikel 7.9a, tweede lid, van de WHW, de norm van de studievoortgang niet heeft behaald, wordt met ingang van 31 december van het kalenderjaar waarin het desbetreffende studiejaar is geëindigd, de tempobeurs van rechtswege omgezet in lening. De IB-Groep maakt de omzetting zo spoedig mogelijk aan de student bekend. De tempobeurs van de studenten voor wie de IB-Groep niet een mededeling als bedoeld in de eerste volzin, heeft ontvangen, wordt op 31 december van het kalenderjaar waarin het desbetreffende studiejaar is geëindigd, van rechtswege onvoorwaardelijk als gift vastgesteld.
4
Bij de beoordeling van de studievoortgang tellen de studiepunten mee die zijn behaald in opleidingen waarop artikel 10.6 van toepassing is. Bij de beoordeling van de studievoortgang tellen niet mee de studiepunten die zijn behaald als gevolg van een vrijstelling als bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdeel r, van de WHW.
5
Indien een student als bedoeld in het tweede lid, in het eerste studiejaar van inschrijving in het hoger onderwijs waarvoor hij op enig moment studiefinanciering geniet, ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en hij niet over datzelfde studiejaar opnieuw studiefinanciering in de zin van dit hoofdstuk voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt aan het einde van dat studiejaar de tempobeurs voor dat studiejaar onvoorwaardelijk als gift vastgesteld.
6
In het studiejaar waarin de student, bedoeld in het tweede lid, een opleiding waarvoor de student staat ingeschreven, met goed gevolg afrondt, wordt de tempobeurs voor dat studiejaar onvoorwaardelijk als gift vastgesteld.
7
Indien een onderwijsinstelling als bedoeld in artikel 10.6, tweede lid, niet na het einde van elk studiejaar voor 1 november daaropvolgend aan de IB-Groep de gegevens, bedoeld in artikel 7.9a van de WHW, of artikel 10.6, vierde lid, heeft verstrekt, wordt de tempobeurs onvoorwaardelijk als gift vastgesteld.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BB9124, Eerste aanleg - meervoudig, 07/1121
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    23-11-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Met betrekking tot de vraag naar de werkingssfeer van de verplichtstelling van het fonds van verweerster - hetgeen een voorvraag vormt terzake de bevoegdheid van verweerster om toepassing te geven aan artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet Bpf 2000 - is verder van belang dat de eventuele verplichte...
  • LJN BA4643, Eerste aanleg - meervoudig, 06/4890
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    03-05-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Na fusie wenst de nieuwe werkgever aanspraak te blijven maken op oude onverplichte vrijstelling die voor de fusie gold voor het grootste deel van haar werknemers. Het verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 13 Wet Bpf 2000 wordt afgewezen. De rechtbank acht het beleid geen onverplichte vrijstelling...
  •